3.5 Paragraaf Financiering

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In deze paragraaf rapporteren wij over het treasurybeleid, de beheersing van de financiële risico’s en de ontwikkeling op het gebied van rente en financiering. Treasury is het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

Uit de financieringsparagraaf moet blijken dat:

  • De uitvoering van de financieringsfunctie uitsluitend de publieke taak dient;
  • Aan de kasgeldlimiet en de renterisiconorm wordt voldaan;
  • Het beheer prudent en risicomijdend is.

De risicobeheersing richt zich op renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s. De 'Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden´ (Ruddo) bepaalt de vereisten ten aanzien van de kredietwaardigheid van financiële instellingen.

Wettelijk kader

Terug naar navigatie - Wettelijk kader

De uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de wettelijke kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), die op 1 januari 2001 is ingevoerd en voor het laatst in 2013 is gewijzigd. In de wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt tot uitdrukking in een verplicht treasurystatuut en een financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening. Een ander belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is dat deze wet aan de lagere overheden de verplichting oplegt financiële risico’s op treasurygebied te beheersen. In het treasurystatuut zijn binnen de mogelijkheden van de wet Fido en de Ruddo de kaders vastgelegd voor de uitvoering van de treasuryfunctie bij de gemeenten. Op 23 januari 2018 is het "Treasurystatuut 2018 gemeente Midden-Groningen" vastgesteld.

Vermogenspositie

Terug naar navigatie - Vermogenspositie

Binnen de paragraaf financiering zijn onze langlopende leningen het belangrijkste ingrediënt. In onderstaande tabel is het verwachte verloop weergegeven.

Langlopende leningen
Jaar Stand per 1/1 Opname Aflossing Stand per 31/12
2023 € 123.959 € - € 10.223 € 113.736
2024 € 113.736 € 10.000 € 8.672 € 115.064
2025 € 115.064 € 20.000 € 9.072 € 125.992
2026 € 125.992 € 20.000 € 9.522 € 136.470
x € 1.000

Herfinanciering en aanvullende financiering

Financieringsbeleid

Terug naar navigatie - Financieringsbeleid

Om te voorzien in de financieringsbehoefte staan de gemeente interne en externe financieringsmiddelen ter beschikking. De interne financieringsmiddelen bestaan uit de reserves, oftewel eigen vermogen en de voorzieningen. De externe financieringsmiddelen bestaan uit de opgenomen langlopende geldleningen en kortlopende middelen (onder andere rekening-courant geld en kasgeldleningen), oftewel het vreemd vermogen. Op het moment dat de uitgaven worden gedekt door de inzet van reserves vindt een substitutie plaats van eigen vermogen naar vreemd vermogen. We werken vanuit totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen één-op-één relatie wordt gelegd tussen een investering en financiering, maar dat wordt gekeken naar de totale financieringsbehoefte. Het systeem van totaalfinanciering maakt de optimale benutting van externe financieringsbronnen mogelijk. We proberen leningen tegen zo laag mogelijke kosten aan te trekken en tegelijkertijd de renterisico’s te beheersen.

Liquiditeitenbeheer

Terug naar navigatie - Liquiditeitenbeheer

Liquiditeitenbeheer is het beheren, reguleren en besturen van de inkomende en uitgaande geldstromen en de effecten daarvan op de rekening-courantsaldi. In de financieringsovereenkomst met de BNG is een kredietlimiet van € 10 miljoen overeengekomen. Daarnaast hebben wij een intra-daglimiet van € 10 miljoen. In totaal kunnen we dus tot € 20 miljoen rood staan in rekening-courant tegen een gunstig rentepercentage. Door het opstellen van een meerjarige prognose van de liquiditeit, die gebaseerd is op de meerjarenbegroting (inclusief de meerjarige investeringsplanning), proberen we liquiditeitenrisico’s zoveel mogelijk te beperken. We maken voor het eerste begrotingsjaar een prognose. Hierin staan de schattingen van de uitgaven en inkomsten die verband houden met de exploitatie, grondexploitatie en investeringen. In het begrotingsjaar wordt deze prognose geactualiseerd, omdat dit in de loop van het jaar kan veranderen door een andere realisatie van de uitgaven en inkomsten.

Ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt

De rentestanden zijn in 2022 opgelopen naar het niveau van voor 2014. Hiermee lijkt een eind te komen aan de dalende trend van de afgelopen jaren. Dit heeft te maken met de hoge inflatie. Om de inflatie te verlagen verhoogd de ECB de rente. Dit heeft ook gevolgen voor de rentes voor de Nederlandse publieke sector.

Risicobeheersing

Terug naar navigatie - Risicobeheersing

De belangrijkste financiële risico’s bij de uitvoering van het treasurybeleid zijn de renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitenrisico’s en koersrisico’s. Er zijn geen koersrisico's voor de gemeente, omdat we geen leveranciers en afnemers buiten de eurolanden hebben.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is een wettelijke limiet en bedraagt de maximale omvang van de kortgeldpositie in enig jaar. Voor 2023 is het begrotingstotaal(lasten) geraamd op € 252 miljoen. De toegestane kasgeldlimiet bedraagt € 21,4 miljoen (8,5% x € 252 miljoen). Het uitgangspunt is dat een eventueel financieringstekort, zolang we maar binnen de kasgeldlimiet blijven, met zoveel mogelijk kort geld gefinancierd (lagere rente) wordt. 

Berekening kasgeldlimiet
Berekening kasgeldlimiet 1e kw 2e kw 3e kw 4e kw
Toegestane kasgeldlimiet
A: Grondslag: begrotingstotaal € 252,2 € 252,2 € 252,2 252,2
B: in procenten van de grondslag 8,5% 8,5% 8,5% 8,5%
C: In bedrag (x € 1 mln) (A x B) € 21,4 € 21,4 € 21,4 € 21,4
D: Vlottende schuld € - € - € - € -
E: Vlottende middelen € 1,0 € 1,0 € 1,0 € 1,0
Toets kasgeldlimiet
F: Totaal netto vlottende schuld (D - E) € -1,0 € -1 € -1 € -1
G: Toegestane kasgeldlimiet € 21,4 € 21,4 € 21,4 € 21,4
Ruimte (F-G) € 22,4 € 22,4 € 22,4 € 22,4
x € 1.000.000

Renterisico en renterisico's vaste schuld

Terug naar navigatie - Renterisico en renterisico's vaste schuld

De Wet Fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd gelijk aan of groter dan een jaar. Van renterisico is sprake als er onzekerheid bestaat rond toekomstige renteniveaus. Deze situatie doet zich op de volgende momenten voor:

  • Bij variabel rentende leningen;
  • Indien een toekomstige financieringsbehoefte nog niet afgedekt is;
  • Bij naderende renteaanpassingen van leningen.

Het doel van de renterisiconorm is om op de lange termijn niet afhankelijk te zijn van het renteniveau in een bepaald jaar. Met deze norm bevordert de Wet Fido een solide financieringswijze bij openbare lichamen en levert een bijdrage aan de uitstekende kredietwaardigheid van openbare lichamen op de kapitaalmarkt. Jaarlijks mogen de renterisico’s niet hoger zijn dan 20% van het lastentotaal van de begroting bij aanvang van het boekjaar.

Renterisico
Renterisico per 1-1 Saldo leningen > of = 1 jr Rentenorm 20% Begrotings- totaal Rentenorm 20% Ruimte
2023 € 123.959 € 24.792 € 252.246 € 50.449 € 25.657
2024 € 113.736 € 22.747 € 251.696 € 50.339 € 27.592
2025 € 115.064 € 23.013 € 252.099 € 50.420 € 27.407
2026 € 125.992 € 25.198 € 252.014 € 50.403 € 25.204
x € 1.000

Kredietrisico's en interne rente

Terug naar navigatie - Kredietrisico's en interne rente

Kredietrisico’s
Kredietrisicobeheer kunnen we omschrijven als het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid van een waardedaling van onze vorderingen als gevolg van insolventie of deficit van tegenpartijen. Uitzettingen kunnen op grond van de Wet Fido en het Treasurystatuut slechts plaatsvinden voor de uitvoering van een publieke taak. Het kredietrisico bij de verstrekte leningen aan woningbouwcorporaties en de namens de gemeente verstrekte stimuleringsleningen woningbouw door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (Svn) is zeer gering. Dat komt omdat de gemeente voor wat betreft de woningbouwleningen is aangesloten bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), dan wel de Nationale Hypotheek Garantie van toepassing is.

Interne rente
In de programmabegroting 2023 is uitgegaan van een interne rente van 1,0%. De rentelasten worden toegerekend aan de diverse programma’s op basis van de boekwaarde van de investeringen. Het verschil tussen de betaalde en ontvangen rente én de interne doorberekende rente wordt bij de algemene dekkingsmiddelen in 4.10 verantwoord.

In onderstaande tabel is de rentetoerekening voor 2023 opgenomen.

Renteschema
Renteschema Begroot
Rentelasten lange financiering € 2.054.937
Rentelasten korte financiering p.m.
Rentebaten € -142.874
Saldo rentelasten en -baten € 1.912.063
Rente doorberekend aan grondexploitaties € 130.722
Rente doorberekend aan overige financiële vast activa € 13.311
Rentebaat van doorverstrekte lening als er een specifieke
lening is aangetrokken (= projectfinanciering) NVT
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente € 1.768.030
Rente eigen vermogen NVT
Rente voorzieningen NVT
Totaal geraamde, aan taakvelden toe te rekenen rente op basis van het renteomslagpercentage € 1.912.063
Aan taakvelden toegerekende rente - renteomslagpercentage 2023: 1 % € 2.684.982
Saldo taakveld treasury € 772.919

Vervolg risicobeheersing

Terug naar navigatie - Vervolg risicobeheersing

Schatkistbankieren
Op 15 december 2013 is de wet verplicht schatkistbankieren van kracht geworden. Vanaf dat moment zijn alle decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam) verplicht om hun overtollige middelen in de schatkist aan te houden.

Dit betekent dat overtollige gelden niet langer bij bijvoorbeeld banken buiten de schatkist mogen worden weggezet. Wel mogen decentrale overheden overtollige middelen aan elkaar uitlenen, zolang er geen sprake is van een toezichtrelatie, om zodoende een beter rendement te halen dan bij de schatkist. De schatkist biedt geen leen- of roodstand faciliteiten aan. De deelname van decentrale overheden aan het schatkistbankieren, draagt bij aan een lagere EMU-schuld van de collectieve sector, waardoor de externe financieringsbehoefte van het Rijk minder wordt. Dit vertaalt zich in een lagere staatsschuld. Per 1 juli 2021 is de verplichte drempel voor gemeenten verhoogd van 0,75% naar 2,00% van de begrotingsomvang. Dit houdt voor Midden-Groningen in dat er € 5,04 miljoen (2,00% x 252 miljoen) in de gemeentekas mag blijven voordat tot schatkistbankieren moet worden overgegaan. Ter vergelijk, in 2021 was de drempel € 1,78 miljoen). Over het dagelijkse saldo wordt in principe de daggeldrente (Eonia) vergoed, mits deze positief is.

Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF)
Met de wet HOF zijn de Europese afspraken van het stabiliteits- en groeipact en het al bestaande Nederlandse budgettaire beleid vanaf 1 januari 2014 wettelijk verankerd. De Wet HOF bepaalt onder meer dat Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen een gelijkwaardige inspanning leveren bij het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Daarmee worden de tekorten van gemeenten of provincies door de Europese Commissie meegeteld bij de berekening van het begrotingstekort, dat volgens de EU-regels niet meer dan drie procent mag bedragen.

EMU-saldo
De berekening van het EMU-saldo is in paragraaf 4.5 opgenomen.