3.2 Paragraaf lokale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Deze paragraaf gaat over de lokale belastingen en heffingen. We hebben de volgende hoofdstukken:

  1. Inkomsten lokale heffingen;
  2. Beleid lokale heffingen;
  3. Kostendekking van de heffingen;
  4. Belastingdruk (woonlasten);
  5. Kwijtscheldingsbeleid.

Inkomsten lokale heffingen

Terug naar navigatie - Inkomsten lokale heffingen

In onderstaande tabel staan de opbrengsten van de lokale heffingen in onze gemeente.  De laatste kolom geeft het verschil weer tussen de begroting van 2021 en 2022. Hieronder lichten we de oorzaak van de verschillen toe:

Onroerende zaakbelasting (OZB)

De OZB voor woningen en niet-woningen is in totaal € 0,8 miljoen hoger dan begroot voor 2021. Dit is het gevolg van de indexering van de opbrengstberekening met 1,3%. De opbrengsten zoals vermeld voor de verschillende soorten OZB kunnen nog wijzigen.  Dat is afhankelijk van de waardeontwikkeling van de woningen ten opzichte van de niet-woningen.  Voor de tarieven geldt immers een vast verhoudingscijfer van 1,00:3,72.  Op dit moment is het te vroeg om een reële indicatie van de areaalontwikkelingen te geven.  Een positieve areaalontwikkeling valt ten gunste aan het tarief.

Afvalstoffenheffing

De inkomsten van de afvalstoffenheffing nemen iets toe. We zijn echter nog ver van de gewenste 100% kostendekking.  

Toeristenbelasting

In het kader van de ombuigingen is besloten om de opbrengst toeristenbelasting te verhogen met € 50.000. Voor 2021 hebben we vanwege de  coronaproblematiek terughoudend geraamd. We verwachten in 2022 de meeropbrengst te kunnen realiseren. 

Leges

De legesopbrengsten zijn veel lastiger te ramen dan in voorgaande jaren. Dat heeft deels te maken met de voortdurende onduidelijkheid rond de invoering van de nieuwe Omgevingswet en de consequenties daarvan voor de leges. Op dit moment is er daarnaast sprake van een aantal initiatieven om nieuwe zonneparken te realiseren, maar het is onvoldoende helder of dat in 2022 ook al tot aanvragen (en daarmee legesplicht) gaat leiden. We hebben er daarom in deze begroting geen rekening mee gehouden.  

Opbrengsten lokale heffingen
Onderdeel Realisatie 2020 Begroot 2021 Begroot 2022 2022-2021
Onroerende zaakbelasting woningen Eigenaren 9.992 10.307 11.741 1.434
Onroerende zaakbelasting niet woningen - Eigenaren 4.999 5.516 5.146 -370
Onroerende zaakbelasting niet woningen - Gebruikers 3.594 4.005 3.762 -243
Rioolheffing 5.788 5.714 5.714 0
Afvalstoffenheffing 5.719 6.284 6.397 113
Toeristenbelasting 253 258 300 42
Begraafrechten 209 210 210 0
Leges (inc. Marktgelden) 3.049 2.310 1.810 -500
Totaal 33.603 34.604 35.080 476
Bedragen x € 1.000

Beleid lokale heffingen

Terug naar navigatie - Beleid lokale heffingen

Lokale heffingen kunnen we verdelen in vrij te besteden belastingen, aan een bepaald doel gebonden heffingen, en rechten of leges die we heffen omdat we een dienst leveren. De begrippen heffingen en belastingen worden overigens vaak door elkaar heen gebruikt.  

  • Belastingen: de onroerende-zaakbelasting (OZB) en de toeristenbelasting. De opbrengst is vrij te besteden en de gemeente is ook vrij om de hoogte van de tarieven vast te stellen;
  • Gebonden heffingen (bestemmingsheffingen): de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. De opbrengst van de afvalstoffenheffing moet gebruikt worden voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De opbrengst van de rioolheffing moet gebruikt worden voor de wettelijke gemeentelijke watertaken. Bij beide heffingen geldt de opbrengstnorm: de gemeente mag niet meer inkomsten ramen dan de verwachte kosten.
  • Rechten: de leges, de lijkbezorgingsrechten en markt- en liggelden. Het gaat hier om diensten die de gemeente verleent of laat verlenen en waarbij er een individueel belang voor de aanvrager is. Ook hierbij geldt de opbrengstnorm. Hieronder geven we een beeld van het beleid rond de verschillende heffingen. De heffingsverordeningen bieden we in december aan de raad aan.

Hieronder geven we een beeld van het beleid rond de verschillende heffingen. De heffingsverordeningen bieden we in december aan de raad aan.

Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
De OZB is de belangrijkste gemeentelijke belasting. Zoals u in de tabel "opbrengsten lokale heffingen" kunt zien, levert deze belasting het meeste op.
De OZB kent drie verschillende tarieven. Eén voor de eigenaren van woningen, één voor de eigenaren van niet-woningen en één voor de gebruikers van niet-woningen. Onder niet-woningen verstaan we kantoren, winkels of scholen, maar ook bijvoorbeeld straatmeubilair, trafo’s of onbebouwde grond. Meer dan deze drie tarieven mag de gemeente niet hanteren. Het is dus verboden om bijvoorbeeld een tarief voor huurders van woningen te gebruiken of een aangepast tarief naar gelang de plaats waar een gebouw staat. Daarentegen zijn we verplicht om sommige objecten, zoals kerken en landbouwgrond, buiten de heffing te houden.

Naast deze verplichte vrijstellingen kan een gemeente ervoor kiezen om zelf bepaalde soorten onroerende zaken vrij te stellen van OZB. Maar wij zijn daar terughoudend in, vanwege het gelijkheidsbeginsel. Wel kunnen niet-commerciële organisaties zoals sportverenigingen, culturele instellingen of buurthuizen een compensatie krijgen in de vorm van subsidie.
De hoogte van de OZB-aanslag is afhankelijk van de waarde van een object en van de door de raad vastgestelde tarieven. De taxateurs van de gemeente stellen elk jaar de nieuwe waarden vast op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz). Degene die op 1 januari van het jaar als eigenaar en/of gebruiker geregistreerd staat moet de belasting betalen. Voor het belastingjaar 2022 geldt de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2021.

Algemeen uitgangspunt van onze gemeente is dat we de opbrengst jaarlijks aanpassen met het zogeheten consumenten prijsindexcijfer (CPI). We nemen daarbij het laatst afgeronde jaar. Dat betekent dus dat we de geraamde opbrengst van de OZB verhogen met 1,3%; het CPI van 2020. Ook is er een extra opbrengst doordat er sprake is van areaaluitbreiding: er komen meer onroerende zaken bij die volledig in de waardering meegenomen kunnen worden.  Maar daar tegenover staat wederom een forse afwaardering van de waarde van de boorlocaties van de NAM.  Hoe een en ander precies uitpakt is op dit moment nog niet helder. Als er per saldo sprake is van positieve areaalontwikkeling, dan verlagen we de tarieven. 

Rioolheffing
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Dat betekent niet alleen de zorgplicht voor opvang en transport van afvalwater en hemelwater, maar ook voor de beheersing van het grondwaterpeil in de bebouwde kom. De kosten hiervoor dekken we uit de rioolheffing; een naam dus die de lading niet volledig dekt. Vanuit de VNG wordt benadrukt dat de kosten die de gemeente maakt voor watertaken steeds minder een directe relatie hebben met de afvoer van afval- en hemelwater.  Uw raad heeft er vorig jaar evenwel van afgezien om de grondslag te verbreden,  zodat ook degenen die in eigen beheer afvoeren in de heffing betrokken worden.  
In onze gemeente betalen alle eigenaren van percelen een vast bedrag voor de rioolheffing. Voor objecten kleiner dan 50 m2 geldt een lager tarief. Daarnaast hebben we een heffing voor grootverbruikers, waarbij het aantal afgevoerde kubieke meters afvalwater de grondslag is. Zo geven we het principe ‘de vervuiler betaalt’ vorm.

De kosten en de baten van de rioolheffing berekenen we elk jaar opnieuw met als uitgangspunt 100% kostendekking, in plaats van aanpassing met het CPI. Het is niet toegestaan meer inkomsten te ramen dan uitgaven. Als na afloop van het jaar blijkt dat er toch meer is binnengekomen, dan moet dat bedrag gereserveerd blijven voor de gemeentelijke watertaken.

Afvalstoffenheffing
De gemeente heeft vanuit de Wet milieubeheer de plicht om zorg te dragen voor inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. Dat bestaat niet alleen uit de wekelijkse ophaaldienst, maar ook uit de afval-aanbrengpunten en het opruimen van zwerfvuil. De kosten daarvoor betalen we uit de afvalstoffenheffing. Deze heffing stuurt de gemeente naar alle huishoudens waar huishoudelijk afval kan ontstaan, behalve in situaties waarin het verzorgingsaspect het belangrijkst is.  

We hebben het diftarsysteem. Dat betekent een differentiatie van de tarieven. In onze gemeente houdt dit in dat elk huishouden een bedrag voor vastrecht betaalt en daarnaast een bedrag dat afhankelijk is van het aantal keren dat de containers worden aangeboden en geleegd. Dit is dus ook volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’.
De aanslag afvalstoffenheffing rolt na afloop van het belastingjaar, als het aantal afvalledigingen bekend is, in de bus. Bij de afvalstoffenheffing streven we naar 100% kostendekking. In 2022 komt de kostendekking nog slechts uit op 69%.  Een toelichting daarop ziet u in het hoofdstuk over de kostendekking van de heffingen.

Toeristenbelasting
Deze belasting is niet gebonden aan een kostenberekening, maar is vrij te besteden. We willen de opbrengst wel zoveel mogelijk gebruiken voor kosten die te maken hebben met recreatie en toeristische voorzieningen. De opbrengst kan echter ook als ander dekkingsmiddel worden gebruikt. De gemeente brengt toeristenbelasting in rekening bij degene die gelegenheid geeft tot verblijf; de recreatieve ondernemer. Deze kan de belasting verhalen op de gasten. We hebben een vast tarief per hotelovernachting en een tarief per kampeerplaats voor campings.  Daarnaast willen we in de verordening voor 2022 een forfaitair tarief heffen voor gebruik van seizoenplaatsen.  

Lijkbezorgingsrechten
Lijkbezorgingsrechten vraagt de gemeente voor het recht op een graf, voor onderhoud van de begraafplaatsen en voor het begraven zelf. Verder zijn er, afhankelijk van de verschillende begraafplaatsen, nog aanvullende diensten. De harmonisatie van het beleid is op dit moment nog niet afgerond. Dat  krijgt in de komende periode gestalte.
Ook voor deze heffing geldt de opbrengstlimiet. We zitten evenwel nog zeker niet op 100% kostendekking. Het is ook de vraag of we dat moeten willen. De discussie over dit punt gaat in de komende periode plaatsvinden. Voor komende jaar stellen we voor de tarieven te indexeren met het CPI van 1,3%.

Liggelden
Alleen in het haventje van Zuidbroek heffen we liggelden. De exploitatie daarvan is in handen van de beheerder van de haven. De tarieven zijn niet kostendekkend, maar laten we voor het komende jaar zo. Het visiedocument over gebruik van water in onze gemeente ligt nog in de planning en daarin komt ook de tariefstelling voor recreatief gebruik aan de orde. 

Marktgelden
Marktgelden heffen we voor de locatie aan de Hoofdstraat in Hoogezand; de enige aangewezen markt in onze gemeente. De overige plaatsen zijn standplaatsen (al dan niet tijdelijk), waarvoor legesheffing is geregeld in de legesverordening. Indexering is hier wel van toepassing.

Leges
Onder de naam ‘leges’ heffen we een groot aantal verschillende rechten voor het genot van, door, of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Deze rechten lopen uiteen van bijvoorbeeld de uitgifte van een paspoort of het sluiten van een huwelijk, tot een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zonnepark of de aanpassing van een bestemmingsplan. Belangrijke voorwaarde voor legesheffing is dat de aanvrager een persoonlijk, individualiseerbaar belang moet hebben bij de dienst. De belastingplicht ontstaat meestal op het moment van aanvragen.
Deze diensten hebben we in de legesverordening in een drietal titels bij elkaar gezet:

  • Titel 1 Algemene dienstverlening;
  • Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning;
  • Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn.

Onder titel 1 vallen vooral de diensten van Burgerzaken. Denk aan de verstrekking van een paspoort of rijbewijs. Onder titel 2 vallen de diensten van Omgevingsdienst Groningen (ODG) voor het verlenen van omgevingsvergunningen en van de gemeente voor wijzigingen van een bestemmingsplan. Titel 3 betreft de vergunningen voor ondernemers, zoals een drank- en horecavergunning of een evenementenvergunning. 

De opbrengstnorm is van toepassing voor de hele verordening. De totale legesinkomsten die de gemeente raamt mogen niet meer zijn dan de totale te verwachten kosten van de afhandeling van de aanvragen. Het gaat dus niet om de kosten en baten per afzonderlijke aanvraag. We moeten wèl een zo goed mogelijk inzicht hebben in alle te verwachten aanvragen in het komende jaar, te meer omdat we streven naar de maximaal toegestane 100% kostendekking. Belangrijkste post bij de leges zijn altijd de omgevingsvergunningen voor bouwen (de bouwleges). We gaan uit van ervaringscijfers waar het de reguliere bouwaanvragen betreft. Maar als het gaat om grote projecten kunnen individuele aanvragen de totale legesopbrengst behoorlijk beïnvloeden. Uit jurisprudentie blijkt dat, indien het zeker is dat een aanvraag in het begrotingsjaar ingediend gaat worden, dit ten tijde van het vaststellen van de begroting meegewogen moet worden in de kostendekking. We zien op dit moment een aantal initiatieven voor nieuwe zonneparken,  maar het is nog niet zeker dat dit ook tot aanvragen gaat leiden. De kostendekking is verder moeilijk te becijferen omdat onduidelijk is wat de gevolgen van de nieuwe Omgevingswet en de nieuwe kostenverhaalstructuur van de Omgevingsdienst zullen zijn. We hebben in het hoofdstuk over de kostendekking van de heffingen een berekening gemaakt op basis van de best mogelijke inschatting op dit moment. 

Naast bovengenoemde  opsomming geeft de Gemeentewet nog gelegenheid voor andere heffingen. Bijvoorbeeld parkeerbelasting, hondenbelasting en forensenbelasting. Deze  belastingen heffen we niet in onze gemeente.

 

Kostendekking van de heffingen

Terug naar navigatie - Kostendekking van de heffingen

Voor het berekenen van de kostendekking maken we gebruik van een zogeheten kostenverdeelstaat. In deze kostenverdeelstaat rekenen wij directe en indirecte (overhead) kosten toe aan een heffing.

Toerekening directe lasten
Dit zijn de lasten die rechtstreeks te maken hebben met de uitvoering van taken. Ze staan dan ook verantwoord binnen een taakveld. Een voorbeeld is het Taakveld Riolering: daar staan onder meer de kapitaallasten, de loonkosten van de medewerkers en kosten voor kolken en vegen op. Deze kosten zijn rechtstreeks toe te rekenen aan de rioolheffing.

Toerekening indirecte lasten
Onder de indirecte kosten valt de opbrengstderving door kwijtschelding en oninbaar lijden, maar ook perceptiekosten (de kosten om de heffing daadwerkelijk te verkrijgen). Ook de te betalen BTW over de directe lasten en over de investeringen valt hieronder. Daarnaast rekenen we overhead toe. Dat betekent dat we kosten van administratie, personeelszaken, facilitair en automatisering als een opslagpercentage op de directe personeelskosten meetellen. In de Financiële Verordening 2020 is de methodiek voor de toerekening van overhead verantwoord.
In de tabellen hieronder zien we de kostendekking van achtereenvolgens de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, en de leges van de drie verschillende titels.

Kostendekking rioolheffing
Bij de directe kosten van het taakveld worden de toe te rekenen kosten opgeteld en dit totaal vergelijken we met de opbrengst van de rioolheffing. De kosten op het taakveld 7.2 Riolering nemen iets toe door een hogere storting in de egalisatievoorziening Rioolheffing. Dit wordt grotendeels, maar niet volledig gecompenseerd door lagere kapitaallasten en doorbelaste personeelslasten. Bij de toe te rekenen indirecte kosten is de toegerekende overhead lager dan vorig jaar.
De storting in de egalisatievoorziening Rioolheffing van € 0,44 miljoen is nodig om toekomstige investeringen te kunnen dekken zonder dat in dat jaar ineens het tarief drastisch moet worden bijgesteld. Volgens het Afvalwaterbeleidsplan van 2019 stijgen de investeringen met ingang van 2023 omdat vanaf dat jaar een groter deel van het rioolstelsel aan vervanging toe is.

Kostendekking afvalstoffenheffing
Bij de directe kosten van het taakveld worden de toe te rekenen kosten opgeteld en dit totaal vergelijken we met de opbrengst van de afvalstoffenheffing. De directe kosten (excl. Bedrijfsafval) zijn met € 0,46 miljoen toegenomen. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere kosten voor de verwerking van GFT afval en hogere kosten doordat we niet meer mogen composteren op eigen terrein. De inkomsten zijn met € 0,36 miljoen afgenomen, wat grotendeels wordt veroorzaakt door een lagere onttrekking aan de voorziening. De aanwending van de voorziening telt namelijk als inkomst. De netto directe kosten van het taakveld komen dan per saldo uit op € 6,19 miljoen. De kosten voor kwijtschelding zijn naar verwachting hoger; dit wordt vrijwel volledig gecompenseerd door een lagere toerekening van overhead. De toegerekende BTW was in 2021 incidenteel hoger, doordat in 2021 meer investeringen stonden gepland.  De opbrengst afvalstoffenheffing is ten opzichte van de primitieve begroting 2021 met € 0,44 miljoen afgenomen, waardoor de kostendekkendheid op 69% uitkomt. 

Kostendekkendheid van de rioolheffing

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid van de rioolheffing
Kostendekkendheid van de rioolheffing
Onderdeel Realisatie 2020 Begroot 2021 Begroot 2022 2022-2021
Kosten taakveld 7.2 Riolering *) 4.604.784 4.289.414 4.319.074 29.660
Inkomsten taakveld excl. heffingen -18.294 -45.084 -43.724 1.360
Netto kosten taakveld 7.2 Riolering 4.586.490 4.244.330 4.275.350 31.020
Overhead 2018 en 2019 (3% taakveld 0.4, max. € 350.000)
Overhead m.i.v. 2020 (naar rato directe personeelskosten) 685.905 604.000 444.390 -159.610
Kwijtschelding 6.959 10.000 8.000 -2.000
Perceptiekosten 46.000 57.000 57.000 0
BTW op kosten en investeringen 469.834 821.000 821.000 0
Totale kosten 5.795.188 5.736.330 5.605.740 -130.590
Opbrengst rioolheffingen -5.788.229 -5.714.400 -5.605.740 108.660
Dekkingspercentage 100% 100% 100% 0%
* incl. storting in de egalisatievoorziening Rioolheffing 690.292 299.548 444.584 145.036

Kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing
Kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing
Onderdeel Realisatie 2020 Begroot 2021 Begroot 2022 2022-2021
Kosten taakveld 7.3 Afval *) **) 7.621.000 6.989.000 7.453.000 464.000
Inkomsten taakveld excl. heffingen *) **) -2.530.000 -1.631.000 -1.267.000 364.000
Netto kosten taakveld 7.3 Afval 5.091.000 5.358.000 6.186.000 828.000
Overhead m.i.v. 2020 (naar rato directe personeelskosten) 1.509.000 1.827.000 1.652.000 -175.000
Kwijtschelding 369.000 210.000 395.000 185.000
Perceptiekosten 67.000 67.000 67.000 0
BTW op exploitatie en investeringen 991.000 1.128.000 992.000 -136.000
Totale kosten 8.027.000 8.590.000 9.292.000 702.000
Opbrengst afvalstoffenheffingen -5.719.000 -6.837.015 -6.397.000 440.015
Dekkingspercentage 71% 80% 69% -11%
* incl. storting /aanwending egalisatievoorziening Afvalstoffenheff. -466.000 -644.000 -414.000
**) excl. bedrijfsafval lasten 82.000 103.000 20.000
***) excl. bedrijfsafval baten -21.000 -20.000 -20.000

Kostendekkendheid leges

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid leges
Kostendekkendheid leges
Titel 1 Algemene dienstverlening Directe kosten Overhead Baten Kostendekking
hoofdstuk 1 Burgerlijke stand € 79.790 € 52.682 € 62.794 47,4%
hoofdstuk 2 Reisdocumenten Nederlandse Identiteitskaart € 151.442 € 56.501 € 328.683 158,1%
hoofdstuk 3 Rijbewijzen € 195.887 € 78.114 € 195.683 71,4%
hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basis Registratie Personen € 14.531 € 10.213 € 19.735 79,8%
hoofdstuk 9 Overige publiekszaken Stadsbalie € 49.022 € 12.585 € 0 0,0%
hoofdstuk 10 Gemeentearchief € 1.895 € 600 € 598 24,0%
hoofdstuk 12 Leegstandswet € 3.791 € 1.199 € 2.375 47,6%
hoofdstuk 14 Standplaatsen € 22.340 € 1.439 € 12.100 50,9%
hoofdstuk 16 Kansspelen € 12.130 € 3.837 € 6.018 37,7%
hoofdstuk 17 Telecommunicatie € 37.325 € 26.235 € 45.500 71,6%
hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer € 16.416 € 17.185 € 4.000 11,9%
hoofdstuk 19 Diversen € 18.196 € 5.756 € 1.080 4,5%
Kostendekking Titel 1 € 602.765 € 266.346 € 678.565 78,1%
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Directe kosten Overhead Baten Kostendekking
hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning € 1.738.478 € 283.582 € 1.271.860 62,9%
hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten € 47.020 € 33.050 € 67.375 84,1%
Kostendekking Titel 2 € 1.785.498 € 316.632 € 1.339.235 63,7%
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Directe kosten Overhead Baten Kostendekking
hoofdstuk 1 Horeca € 16.174 € 5.116 € 4.504 21,2%
hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten € 97.044 € 30.697 € 12.462 9,8%
hoofdstuk 3 Seksbedrijven € 1.213 € 384 € 331 20,8%
hoofdstuk 7 Kinderopvang € 2.426 € 767 € 1.399 43,8%
hoofdstuk 8 Diversen € 1.516 € 480 € 773 38,7%
Kostendekking Titel 3 € 118.373 € 37.444 € 19.469 12,5%
Kostendekking totale tarieventabel € 2.506.636 € 620.422 € 2.037.269 65,1%

Recapitulatie titel 1,2 en 3

Terug naar navigatie - Recapitulatie titel 1,2 en 3
Recapitulatie Titel 1, 2 en 3
Totaal Directe kosten Overhead Baten Kostendekking
Kostendekking Titel 1 € 602.765 € 266.346 € 678.565 78,1%
Kostendekking Titel 2 € 1.785.498 € 316.632 € 1.339.235 63,7%
Kostendekking Titel 3 € 118.373 € 37.444 € 19.469 12,5%
Kostendekking totale tarieventabel € 2.506.636 € 620.422 € 2.037.269 65,1%

Belastingdruk (woonlasten)

Terug naar navigatie - Belastingdruk (woonlasten)

We kijken hoe de woonlasten (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing) in onze gemeente zich ontwikkelen van 2021 naar 2022. Bij deze vergelijking gaan we uit van een koopwoning met een gemiddelde WOZ-waarde in Midden-Groningen. De afvalstoffenheffing is gesteld op het bedrag dat onderzoeksinstituut COELO (Rijksuniversiteit Groningen) berekent voor een tweepersoonshuishouden. Voor deze heffing nemen we de bedragen uit de verordening van een jaar eerder, omdat dit achteraf wordt opgelegd. De rioolheffing blijft gelijk en de OZB stijgt met 1,3%.

Woonlasten

Terug naar navigatie - Woonlasten

In onderstaande tabel wordt de lastendruk van de gemeente Midden-Groningen vergeleken met de omliggende gemeenten.  Voor de vergelijking wordt gebruik gemaakt van een koopwoning met gemiddelde waarde in de genoemde gemeente en afvalstoffenheffing op basis van een tweepersoonshuishouden. De gegevens voor de omliggende gemeenten zijn uit 2021 en de bron is COELO. Voor wat betreft de OZB van de gemeente Eemsdelta is de website van die gemeente de gehanteerde bron.  

Woonlasten Midden-Groningen 2022 en omliggende gemeenten 2021 (bron COELO)
Gemeente Ozb Afval Riool Totaal
Tynaarlo € 324 € 146 € 166 € 636
Stadskanaal € 337 € 211 € 177 € 725
Eemsdelta/Loppersum € 281 € 216 € 237 € 734
Aa en Hunze € 316 € 253 € 168 € 737
Eemsdelta/Delfzijl € 281 € 268 € 237 € 786
Veendam € 372 € 292 € 124 € 788
Eemsdelta/Appingedam € 281 € 280 € 237 € 798
Midden-Groningen 2021 € 372 € 254 € 190 € 816
Oldambt € 374 € 214 € 235 € 823
Midden-Groningen 2022 € 377 € 261 € 190 € 828
Groningen € 395 € 304 € 142 € 841
Pekela € 361 € 316 € 185 € 862
Westerwolde € 349 € 295 € 285 € 929
*) OZB voor een woning met gemiddelde waarde, afvalstoffenheffing 2 persoonshuishouden en rioolheffing voor eigenaar/bewoner

Kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Kwijtscheldingsbeleid

In Samen kom je verder, Kompas voor de nieuwe gemeente Midden-Groningen en in het Coalitieakkoord 2018-2022 hebben we benadrukt dat we de belangen van een kwetsbare groep bewaken en armoede zoveel mogelijk terugdringen. Kwijtscheldingsbeleid is één van de manieren waarop de lokale overheid dit kan doen. De beleidsruimte is echter beperkt. De bevoegdheid van de raad beperkt zich tot:

  • Bepalen welke belastingen voor kwijtschelding in aanmerking komen;
  • Het norminkomen voor de toetsing vaststellen tussen 90% en 100% van de bijstandsnorm;
  • Kwijtschelding ook mogelijk maken voor de woonlasten van kleine ondernemers;
  • De volledige AOW-norm als norminkomen gebruiken in plaats van de lagere AIO-norm;
  • De netto kosten voor kinderopvang (het verschil tussen de betaalde kosten en de kinderopvangtoeslag) meetellen in de beoordeling van aanvragen van werkende eenoudergezinnen. 

Het Rijk wil gemeenten in staat stellen om de vermogensvrijstelling voor AOW gerechtigden en volledig arbeidsongeschikten te verruimen (zie reactie op de 'tweede motie Krol'; Kamerbrief van 21 juni 2021) .  Dit wordt ingaande 1 januari 2022 mogelijk. U krijgt hierover in december een voorstel. 

De belastingen waar kwijtschelding voor kan gelden zijn de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. Onze gemeente heeft de meest ruimhartige invulling gegeven aan de keuzemogelijkheden die hierboven staan. Dat heeft de raad op 22 maart 2018 in de Regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen besloten. De manier waarop de gemeente de betalingscapaciteit en de vermogensvrijstelling van de aanvragers moet berekenen staat vast. De gemeente heeft wel de bevoegdheid om nadere regels over de uitvoering te geven. Die regels staan in de Leidraad Invordering 2020 en ook hierbij zijn de uitgangspunten van Kompas en coalitieakkoord leidend. De kwijtschelding wordt via geautomatiseerde toetsing voor een zo groot mogelijk deel van de doelgroep direct geregeld. Zij zien dit op de aanslag staan en hoeven geen aanvraag meer in te dienen.